Job Cohen
Job Cohen zei in Vrij Nederland dat hij de situatie van moslims in Nederland vergelijkbaar vindt met de situatie van joden in Duitsland, jaren 30. Vlak voordat er oorlog uitbrak en de Nazi's miljoenen joden ombrachten. Ondertussen is heel Nederland over Cohen heen gevallen en worden zijn uitspraken door vrijwel iedereen afgekeurd. Er wordt zelfs schande van gesproken dat een man met zijn verantwoordelijkheid zulke onrust de maatschappij in slingert. Eigenlijk is de boodschap samen te vatten in: dat zal toch wel meevallen? Argumenten hiervoor zijn dat moslims niet massaal naar de slachtbank worden geleid en dat ze geen teken van herkenning hoeven te dragen. Ook zou de situatie niet vergelijkbaar zijn omdat de joden toentertijd niet oververtegenwoordigd waren in de criminaliteit en dat joden toentertijd geen moslims bedreigden. Hiermee wordt gesuggereerd dat de moslims door hun criminele en antisemitische gedrag zelf gezorgd hebben voor de sfeer die er nu heerst. Het valt dus wel mee met hoe zwaar moslims in Nederland het hebben, bovendien hebben ze hun positie aan zichzelf te danken.
Ik vind het dapper van Cohen dat hij op deze manier stelling neemt in het huidige debat. Hij beperkt zich niet tot het oppositie voeren tegen een nieuwe populaire politieke stroming maar gaat in tegen een breed maatschappelijk verschijnsel.
De Islam is internationaal onder vuur komen te liggen. Moslims zijn antisemitisch. Moslims plegen aanslagen op de westerse wereld. Moslims terroriseren de wijken van grote steden. Moslims zijn tegen homoseksualiteit. Moslims integreren niet. Moslims onderdrukken vrouwen. Het lijkt haast wel of alle maatschappelijke problemen hun wortels vinden in de Islam. Als ik met moslims praat, studenten of mensen met een baan, dan merk ik dat zij zich aangevallen voelen. zij bevinden zich in de hoek waar de klappen vallen. Zij verbazen zich over het uitlichten en uitvergroten van alle negatieve facetten van hun godsdienst en het negeren of wegcijferen van alle mooie, positieve kenmerken. Jonge kinderen denken dat ze weggestuurd gaan worden. Dit zegt iets over hun onvolwassenheid maar ook zeker iets over een werkelijke angst. Is dit tenslotte geen afspiegeling van wat er bij de kinderen thuis wordt besproken?
Job Cohen heeft vaker aan de bel getrokken. Dit heeft hij steeds in minder spraakmakende stellingen gedaan. Hij sprak er dan over dat bevolkingsgroepen tegen elkaar worden uitgespeeld. Hij sprak er dan over dat mensen niet op basis van uiterlijk, godsdienst of afkomst beoordeeld mogen worden. Hoe zeer ik het ook met deze bewoordingen eens was, heb ik steeds verlangd naar een wat stevigere stelling.
Job Cohen werpt zich, als jood zijnde, op als beschermer van een enorme groep Nederlanders. Nederlanders met wie hij in Amsterdam jarenlang heeft samengewerkt en met wie hij in Amsterdam nog steeds samen leeft. Ik vind het hartverwarmend.
Het gaat er niet zozeer om of de vergelijking van Cohen sluitend is. Er zijn argumenten voor zjin stelling, er zijn argumenten tegen zijn stelling. Wanneer deze discussie goed gevoerd wordt levert hij geen winnaar op. Het gaat er om dat een invloedrijke man opkomt voor een groep die steeds meer onderdrukt wordt. Een groep die door gebrekkige vertegenwoordiging in de journalistiek en politiek moeilijk voor zichzelf kan spreken. Een groep die zich midden in een integratieproces bevind en daarin gesteund moet worden. Cohen heeft zijn nek uitgestoken en werpt een ander licht over een hele eentonige discussie. Een man van het volk.
Nekkie